Diefstal door gewoonte en diefstal in het kader van een criminele organisatie

Volgens § 130 StGB is er sprake van gekwalificeerde diefstal als iemand een diefstal pleegt volgens § 127 StGB en deze diefstal ofwel door gewoonte, ofwel in het kader van een criminele organisatie plaatsvindt. De dader neemt een roerende zaak van een ander weg, door de macht van een ander te verbreken en een nieuwe macht te vestigen, handelt daarbij opzettelijk en met het doel zichzelf of een derde wederrechtelijk te verrijken. Het verhoogde onrecht vloeit voort uit het feit dat men uit is op herhaling om inkomsten te genereren, of uit de georganiseerde vorm van plegen binnen een verband van meerdere personen dat voor langere tijd is aangegaan. § 130 StGB verscherpt de strafbedreiging, omdat deze manieren van plegen een verhoogde mate van planning en criminele energie vertonen.

Er is sprake van diefstal volgens § 130 StGB als een roerende zaak van een ander opzettelijk wordt weggenomen en de dader ofwel door gewoonte handelt, ofwel de diefstal pleegt als lid van een criminele organisatie.

Diefstal door gewoonte en diefstal in criminele organisatie. Vereisten, strafmaat en procedure volgens § 130 StGB.
Rechtsanwalt Sebastian Riedlmair Sebastian Riedlmair
Harlander & Partner Rechtsanwälte
„Wie steelt uit gewoonte of georganiseerd, wordt niet zwaarder gestraft voor de afzonderlijke diefstal, maar voor het plan erachter.“

Objectieve delictsomschrijving

Het objectieve bestanddeel beschrijft wat er uiterlijk bij de daad gebeurt, dus de feitelijke gebeurtenissen onafhankelijk van de innerlijke motieven van de dader. § 130 StGB vereist in de eerste plaats een diefstal volgens § 127 StGB. Vereist is dus de wegname van een roerende zaak van een ander. Wegname betekent dat de dader de feitelijke controle van de rechthebbende opheft en zelf of door een derde een nieuwe macht vestigt.

Daarnaast vereist het delict een bijzondere vorm van plegen. Objectief relevant is met name dat de diefstal in het kader van een criminele organisatie wordt gepleegd. Daarvan is sprake als de dader als lid van een voor langere tijd aangegane groep handelt, die gericht is op het herhaaldelijk plegen van strafbare handelingen, en daarbij met een ander lid samenwerkt.

Ook bij § 130 StGB is reeds de kortstondige verkrijging van de feitelijke macht over de zaak voldoende, als de rechthebbende daardoor de controle over de zaak verliest. Een duurzaam bezit is niet vereist.

Voor zover § 130 StGB ook het plegen door gewoonte noemt, moet erop worden gewezen dat het daarbij om een innerlijke intentie van de dader gaat. Deze behoort tot het subjectieve bestanddeel en wordt daar afzonderlijk toegelicht.

§ 130 StGB sluit aan bij het basisbestanddeel van de diefstal en verscherpt de strafbedreiging vanwege het bijzondere gevaar van georganiseerd of systematisch plegen van feiten.

Kwalificerende omstandigheden

Er is objectief sprake van diefstal volgens § 130 StGB als de wegneming als lid van een criminele organisatie onder medewerking van een ander lid plaatsvindt. Vereist is een voor langere tijd aangegaan verband van meerdere personen, die gericht is op het herhaaldelijk plegen van strafbare handelingen en in wiens organisatorische kader de dader handelt.

Daarnaast noemt § 130 StGB ook het plegen door gewoonte als kwalificatie. Daarbij moet echter worden opgemerkt dat het plegen door gewoonte geen objectief vast te stellen omstandigheid van de uitvoering van de daad is, maar berust op de innerlijke doelstelling van de dader, om door herhaalde diefstallen een voortdurende bron van inkomsten te verwerven. Het vormt daarom een subjectief bestanddeel en wordt nader toegelicht in de paragraaf over het subjectieve bestanddeel.

De concrete manier van wegnemen is afhankelijk van het respectieve basisdelict of de verder gekwalificeerde vorm van diefstal, waarop § 130 StGB voortbouwt. § 130 StGB sluit niet aan bij bepaalde uitvoeringswijzen zoals inbraak of het dragen van wapens, maar bij het organisatorische of op herhaling gerichte verband van de daad.

Toetsingsstappen

Dader:

Dader kan iedere strafrechtelijk verantwoordelijke persoon zijn. Bij het plegen in het kader van een criminele organisatie moet de dader lid van deze organisatie zijn en onder medewerking van een ander lid handelen.

Slachtoffer:

Object van de daad is iedere roerende lichamelijke zaak van een ander met vermogenswaarde. Een zaak is van een ander als deze niet uitsluitend aan de dader toebehoort. Roerend is iedere zaak die daadwerkelijk kan worden weggenomen.

Delictshandeling:

De daad bestaat uit de wegname van de zaak zonder of tegen de wil van de rechthebbende. De kwalificatie vloeit voort uit het plegen als lid van een criminele organisatie, niet uit de manier van wegnemen.

Delictsgevolg:

Het gevolg van de daad is dat de rechthebbende de feitelijke controle over de zaak verliest en de dader een nieuwe macht verkrijgt. Reeds een kortstondig zich-toe-eigenen is voldoende.

Causaliteit:

Het verlies van controle moet terug te voeren zijn op de handeling van wegnemen van de dader. Zonder deze handeling zou het gevolg niet zijn ingetreden.

Objectieve toerekening:

Het gevolg is objectief toerekenbaar als precies het risico zich verwezenlijkt, dat § 130 StGB wil voorkomen, namelijk de onbevoegde onttrekking van zaken van anderen in het kader van georganiseerde en op herhaling gerichte diefstalstructuren.

Rechtsanwalt Sebastian Riedlmair Sebastian Riedlmair
Harlander & Partner Rechtsanwälte
„Voor § 130 StGB is een gezamenlijke diefstal niet voldoende. Doorslaggevend zijn duurzaamheid, structuur en de medewerking van een ander lid. “
Kies nu uw gewenste afspraak:Gratis eerste gesprek

Afbakening van andere delicten

Het bestanddeel van § 130 StGB omvat gevallen waarin sprake is van een diefstal volgens § 127 StGB en deze ofwel door gewoonte of in het kader van een criminele organisatie wordt gepleegd. Ook hier wordt een roerende zaak van een ander opzettelijk weggenomen, zodat de rechthebbende de feitelijke controle verliest en de dader een nieuwe macht vestigt. Het verhoogde onrecht vloeit echter niet voort uit de manier van wegnemen, maar uit het organisatorische verband of het op herhaling gerichte plegen van de daad.

Samenloop:

Meerdaadse samenloop:

Er is sprake van echte samenloop als er bij de diefstal volgens § 130 StGB nog andere zelfstandige delicten bijkomen, bijvoorbeeld beschadiging van zaken, huisvredebreuk of gevaarlijke bedreiging. De diefstal behoudt daarbij zijn eigen onrechtsgehalte en wordt niet verdrongen. Als meerdere rechtsgoederen worden geschonden, staan de delicten naast elkaar.

Eendaadse samenloop:

Een verdringing op grond van specialiteit komt in aanmerking als een ander bestanddeel reeds het volledige onrechtsgehalte van de diefstal omvat. Dat is met name het geval bij verder gekwalificeerde vormen van diefstal, als er nog verzwarende omstandigheden zoals inbraak of bijzonder zware manieren van plegen bijkomen. In dergelijke gevallen treedt de eenvoudigere kwalificatie terug.

Meerdaadse samenloop:

Er is sprake van meerdaadse samenloop als meerdere diefstallen zelfstandig worden gepleegd, bijvoorbeeld bij in de tijd gescheiden wegnemingen of bij verschillende objecten van de daad. Iedere wegneming vormt een eigen daad, voor zover er geen natuurlijke eenheid van handelen is.

Voortgezette handeling:

Een eenheid van daad kan worden aangenomen als meerdere wegnemingen in nauwe tijdlijke en zakelijke samenhang staan en door een eenheid van plan worden gedragen, bijvoorbeeld bij het plegen door gewoonte of in het kader van een gezamenlijk concept van de daad binnen een criminele organisatie. De daad eindigt zodra er geen verdere wegnemingen plaatsvinden of de dader zijn opzet opgeeft.

Rechtsanwalt Sebastian Riedlmair Sebastian Riedlmair
Harlander & Partner Rechtsanwälte
„Bij vragen over samenloop telt de concrete kern van het onrecht. Zodra een meer speciaal bestanddeel de gebeurtenis volledig omvat, treedt de eenvoudigere kwalificatie terug. “

Bewijslast & bewijswaardering

Openbaar Ministerie:

Het openbaar ministerie moet aantonen dat de beschuldigde een diefstal in de zin van § 127 StGB heeft gepleegd en daarnaast een kwalificerende omstandigheid volgens § 130 StGB aanwezig is. Doorslaggevend is het bewijs dat de rechthebbende de feitelijke controle over de zaak heeft verloren en de beschuldigde zelf of door een derde een nieuwe macht heeft gevestigd. Daarnaast moet worden vastgesteld dat de diefstal ofwel in het kader van een criminele organisatie is gepleegd, ofwel door gewoonte heeft plaatsgevonden.

In het bijzonder moet worden bewezen dat

Bij de criminele organisatie moet worden aangetoond dat de beschuldigde als lid van een voor langere tijd aangegaan verband van meerdere personen heeft gehandeld en onder medewerking van een ander lid de daad heeft gepleegd.
Bij het plegen door gewoonte moet worden aangetoond dat de dader heeft gehandeld met de intentie om door herhaalde diefstallen een voortdurende bron van inkomsten te verwerven.

Het openbaar ministerie moet bovendien aantonen of de beweerde wegneming en de kwalificerende omstandigheid objectief vaststelbaar zijn, bijvoorbeeld door getuigenverklaringen, video-opnamen, communicatiegegevens, organisatorische processen, eerdere soortgelijke daden of andere navolgbare omstandigheden.

Rechtbank:

De rechtbank toetst alle bewijzen in het totale verband en beoordeelt of er naar objectieve maatstaven een wegneming aanwezig is en aan de voorwaarden van § 130 StGB is voldaan. Centraal staat de vraag of de rechthebbende de zaak daadwerkelijk heeft verloren, of dit verlies aan de beschuldigde kan worden toegerekend en of het kwalificerende verband van de daad is bewezen.

Daarbij houdt de rechtbank in het bijzonder rekening met:

De rechtbank maakt een duidelijke afbakening ten opzichte van loutere misverstanden, vergissingen, tijdelijke bezitsoverdrachten of situaties zonder echt controleverlies, die geen wegneming in de zin van het delict vormen.

Beschuldigde persoon:

De verdachte draagt geen bewijslast. Hij kan echter gegronde twijfels aantonen, in het bijzonder met betrekking tot

Zij kan bovendien aantonen dat bepaalde handelingen onduidelijk, per ongeluk of met toestemming van de rechthebbende hebben plaatsgevonden of dat niet aan de voorwaarden van § 130 StGB is voldaan.

Typische beoordeling

In de praktijk zijn bij § 130 StGB vooral de volgende bewijzen van belang:

Rechtsanwalt Sebastian Riedlmair Sebastian Riedlmair
Harlander & Partner Rechtsanwälte
„Zonder betrouwbare aanwijzingen voor de intentie tot herhaling of een verenigingsstructuur is § 130 StGB vaak niet houdbaar. De bewijsvoering is het belangrijkste. “
Kies nu uw gewenste afspraak:Gratis eerste gesprek

Praktijkvoorbeelden

Deze voorbeelden laten zien dat § 130 StGB niet aanknoopt bij bijzondere uitvoeringswijzen van de wegneming, maar bij het op herhaling gerichte verwerven van inkomsten of bij het georganiseerde plegen binnen een groep. Doorslaggevend blijft het verlies van de feitelijke controle over de zaak, niet de duur van de wegneming of het latere gebruik.

Subjectieve delictsomschrijving

Het subjectieve bestanddeel van diefstal overeenkomstig § 130 StGB vereist opzet. De dader moet weten dat hij een vreemde roerende zaak wegneemt, door de rechthebbende de feitelijke controle te ontnemen en zelf een nieuw bezit te vestigen. Hij moet beseffen dat de zaak niet van hem is en dat de wegneming zonder toestemming van de rechthebbende plaatsvindt.

De dader moet daarom begrijpen dat zijn gedrag in het totaalbeeld een gerichte onttrekking van een vreemde zaak vormt en typisch geschikt is om de rechthebbende uit te sluiten van het gebruik van en de beschikking over de zaak. Voor het opzet is het voldoende dat de dader de wegneming ernstig voor mogelijk houdt en zich ermee verzoent. Een oogmerk is niet vereist; voorwaardelijk opzet is voldoende.

Daarnaast moet het opzet zich ook uitstrekken tot het kwalificerende kenmerk van § 130 StGB. Indien de dader als lid van een criminele organisatie handelt, moet hij op zijn minst willens en wetens aanvaarden in het kader van deze georganiseerde structuur en met medewerking van een ander lid te handelen. Bij het gewoontemisdadig plegen is vereist dat de dader handelt met de bedoeling om zich door herhaalde diefstallen een voortdurende bron van inkomsten te verschaffen. Deze doelstelling vormt een subjectief bestanddeelskenmerk.

Daarnaast vereist diefstal ook een verrijkingsoogmerk. De dader moet op zijn minst willens en wetens aanvaarden om zichzelf of een derde een onrechtmatig vermogensvoordeel te verschaffen, bijvoorbeeld door de zaak te behouden, te gebruiken, door te geven of te verkopen. Deze innerlijke doelstelling is typisch voor vermogensdelicten en moet ook bij gekwalificeerde diefstal aanwezig zijn.

Er is geen subjectief bestanddeel aanwezig indien de dader ernstig gelooft gerechtigd te zijn tot de wegneming, indien hij uitgaat van een toestemming van de rechthebbende of indien hij aanneemt dat hij recht heeft op de zaak. Hetzelfde geldt indien de dader zonder voorwaardelijk opzet ervan uitgaat niet gewoontemisdadig te handelen of niet als lid van een criminele organisatie actief te zijn.

Kies nu uw gewenste afspraak:Gratis eerste gesprek

Schuld & dwalingen

Dwaling omtrent het verbod:

Een dwaling omtrent het verbod verontschuldigt alleen als deze onvermijdbaar was. Wie gedrag vertoont dat herkenbaar inbreuk maakt op de rechten van anderen, kan zich niet beroepen op het feit dat hij de onrechtmatigheid niet heeft erkend. Iedereen is verplicht zich te informeren over de wettelijke grenzen van zijn handelen. Louter onwetendheid of een lichtzinnige dwaling ontslaat niet van verantwoordelijkheid.

Schuldbeginsel:

Strafbaar is alleen wie schuldig handelt. Opzettelijke delicten vereisen dat de dader de essentiële gebeurtenissen herkent en ten minste op de koop toe neemt. Ontbreekt dit opzet, bijvoorbeeld omdat de dader ten onrechte aanneemt dat zijn gedrag toegestaan is of vrijwillig wordt gedragen, is er hoogstens sprake van nalatigheid. Dit is bij opzettelijke delicten niet voldoende.

Ontoerekeningsvatbaarheid:

Geen schuld treft iemand die ten tijde van het delict vanwege een ernstige psychische stoornis, een ziekelijke geestelijke beperking of een aanzienlijk onvermogen tot zelfbeheersing niet in staat was het onrecht van zijn handelen in te zien of naar dit inzicht te handelen. Bij dienovereenkomstige twijfels wordt een psychiatrisch rapport ingewonnen.

Verontschuldigende noodtoestand:

Een verontschuldigende noodtoestand kan zich voordoen wanneer de dader handelt in een extreme dwangsituatie om een acuut gevaar voor het eigen leven of het leven van anderen af te wenden. Het gedrag blijft onrechtmatig, maar kan schuldverminderend of verontschuldigend werken als er geen andere uitweg was.

Putatieve noodweer:

Wie ten onrechte meent dat hij gerechtigd is tot een verdedigingshandeling, handelt zonder opzet als de dwaling serieus en begrijpelijk was. Een dergelijke dwaling kan de schuld verminderen of uitsluiten. Blijft er echter een schending van de zorgvuldigheidsplicht, dan komt een beoordeling als nalatig of strafverminderend in aanmerking, maar geen rechtvaardiging.

Strafopheffing & diversie

Diversie:

Een diversion bij diefstal overeenkomstig § 130 StGB is in principe niet uitgesloten, maar komt slechts zeer beperkt in aanmerking. Het delict betreft een gekwalificeerde diefstal, waarbij ofwel een gewoontemisdadige pleging of een handelen in het kader van een criminele organisatie voorligt. Daarmee is regelmatig een verhoogd onrecht verbonden, dat een diversionele afhandeling slechts in uitzonderingsgevallen toestaat.

In gevallen waarin de voorwaarden van § 130 StGB slechts aan de rand vervuld zijn, de dader onmiddellijk inzichtelijk handelt en de gevolgen van de daad snel en volledig gecompenseerd kunnen worden, kan een diversion toch worden overwogen. Met toenemende planmatigheid, herhalingsintentie of georganiseerde daadbegeerte daalt de waarschijnlijkheid van een diversionele afhandeling aanzienlijk.

Een diversie kan worden overwogen wanneer

Komt een bemiddeling in aanmerking, dan kan de rechtbank geldprestaties, prestaties ten bate van het algemeen nut, begeleidingsinstructies of een schadevergoeding opleggen. Een bemiddeling leidt tot geen veroordeling en geen strafregistervermelding.

Uitsluiting van diversie:

Diversie is uitgesloten als

Alleen bij duidelijk geringste schuld en onverwijld inzicht kan uitzonderlijk worden onderzocht of een diversionele aanpak toelaatbaar is. In de praktijk is de diversion bij § 130 StGB duidelijk enger begrensd dan bij het basisdelict en strikt afhankelijk van de omstandigheden van het individuele geval.

Rechtsanwalt Sebastian Riedlmair Sebastian Riedlmair
Harlander & Partner Rechtsanwälte
„Diversion is geen automatisme. Planmatige aanpak, herhaling of een merkbare vermogensschade sluiten een diversionele afhandeling in de praktijk vaak uit. “
Kies nu uw gewenste afspraak:Gratis eerste gesprek

Straftoemeting & gevolgen

De rechtbank meet de straf naar de omvang van de vermogensinbreuk, naar aard, duur en intensiteit van de wegneming en naar de mate waarin de onttrekking van de zaak de economische positie of gebruiksmogelijkheid van de rechthebbende heeft aangetast. Doorslaggevend is of de dader doelgericht, planmatig of herhaaldelijk heeft gehandeld en of het gedrag een merkbare vermogensbenadeling heeft veroorzaakt. Bij § 130 StGB moet bovendien rekening worden gehouden met de vraag of de daad gewoontemisdadig is begaan of in het kader van een criminele organisatie heeft plaatsgevonden.

Strafverzwarende omstandigheden zijn met name als

Strafverminderende omstandigheden zijn bijvoorbeeld

Een vrijheidsstraf kan de rechtbank voorwaardelijk kwijtschelden, wanneer deze niet langer is dan twee jaar en de dader een positieve sociale prognose heeft.

Strafmaat

De eenvoudige diefstal vormt het basisdelict en wordt bedreigd met een vrijheidsstraf van ten hoogste zes maanden of met een geldboete tot 360 dagtarieven.

Indien een diefstal gewoontemisdadig wordt begaan of als lid van een criminele organisatie met medewerking van een ander lid, ligt het gekwalificeerde delict voor. In deze gevallen bedraagt de strafmaat vrijheidsstraf tot ten hoogste drie jaar. Doorslaggevend is niet de waarde van de zaak, maar het op herhaling gerichte oogmerk om inkomsten te verwerven of de georganiseerde daadbegeerte.

Indien het bij deze wijze van plegen bovendien tot een zware diefstal of tot een diefstal door inbraak of met wapens in de basisvorm komt, wordt de strafmaat verhoogd tot een vrijheidsstraf van zes maanden tot ten hoogste vijf jaar. Hier komen meerdere onrechtsverhogingen samen.

Indien er uiteindelijk sprake is van een bijzonder zware diefstal, bijvoorbeeld een inbraak in een woning of een bijzonder gevaarlijke daaduitvoering, in deze gekwalificeerde wijze van plegen, voorziet de wet in een vrijheidsstraf van één tot ten hoogste tien jaar. Een geldboete is in deze gevallen niet meer voorzien.

De staffeling van de strafmaat verduidelijkt dat vooral georganiseerde of op herhaling gerichte diefstallen in combinatie met verdere verzwarende omstandigheden bijzonder streng worden gesanctioneerd.

Geldboete – Dagboetesysteem

Het Oostenrijkse strafrecht berekent geldboetes volgens het dagboetesysteem. Het aantal dagboetes is gebaseerd op de schuld, het bedrag per dag op de financiële draagkracht. Zo wordt de straf aangepast aan de persoonlijke omstandigheden en blijft deze toch voelbaar.

Opmerking:

Bij diefstal overeenkomstig § 130 StGB treedt de geldboete regelmatig op de achtergrond. Vanwege de gekwalificeerde pleging komt deze slechts in uitzonderingsgevallen in aanmerking, bijvoorbeeld bij geringe schuld en aan de onderkant van de strafmaat. In de hogere kwalificatiestadia is uitsluitend vrijheidsstraf voorzien.

Gevangenisstraf & (gedeeltelijk) voorwaardelijke opschorting

§ 37 StGB: Indien de wettelijke strafbedreiging tot ten hoogste vijf jaar reikt, kan de rechter in plaats van een korte vrijheidsstraf van ten hoogste één jaar een geldboete opleggen. Deze mogelijkheid bestaat daarom ook bij diefstal overeenkomstig § 130 StGB, voor zover de toe te passen strafmaat dit toestaat.

In de praktijk wordt § 37 StGB echter zeer terughoudend toegepast, aangezien § 130 StGB regelmatig een verhoogd onrecht door gewoontemisdadige aanpak of georganiseerde daadbegeerte vereist. Een toepassing komt hoogstens in aanmerking indien de daad zich aan de onderkant van de kwalificatie bevindt, er geen uitgesproken planmatigheid voorligt en de schade gering of volledig gecompenseerd is. In gevallen met een wettelijke minimumvrijheidsstraf is een toepassing uitgesloten.

§ 43 StGB: Een vrijheidsstraf kan voorwaardelijk worden kwijtgescholden indien deze niet meer dan twee jaar bedraagt en de dader een positieve sociale prognose heeft. Deze mogelijkheid bestaat ook bij § 130 StGB. Terughoudender wordt een voorwaardelijke kwijtschelding echter verleend indien de daad gewoontemisdadig, planmatig, herhaald of in het kader van een criminele organisatie is begaan. Realistisch is deze vooral dan, indien de schade volledig is goedgemaakt, de dader inzichtelijk is en de daad zich in het onderste bereik van de strafmaat bevindt.

§ 43a StGB: De gedeeltelijk voorwaardelijke kwijtschelding staat een combinatie van onvoorwaardelijk en voorwaardelijk kwijtgescholden strafdeel toe en is bij straffen van meer dan zes maanden en tot ten hoogste twee jaar mogelijk. Bij § 130 StGB kan deze vorm met name dan van betekenis zijn, indien de aan de schuld aangepaste straf in dit bereik ligt. Bij hogere kwalificatiestadia of gevallen met een minimumvrijheidsstraf is deze regelmatig uitgesloten.

§§ 50 tot 52 StGB: De rechter kan aanwijzingen geven en reclassering bevelen. Vaak betreffen deze de schadevergoeding, de teruggave van de zaak, de vermijding van verdere vermogensdelicten of structurerende maatregelen zoals gedragstrainingen. Het doel is om de ontstane schade te compenseren en verdere, met name systematische diefstallen tegen te gaan.

Bevoegdheid van de rechtbanken

Materiële bevoegdheid

Voor diefstal overeenkomstig § 130 StGB is vanwege de verhoogde strafbedreiging in principe de Landesgericht bevoegd. De bevoegdheid van de Bezirksgericht is overschreden, aangezien § 130 StGB in ieder geval een vrijheidsstraf voorziet die verder gaat dan het kader van § 30 StPO.

Indien het om het basisgeval van § 130 StGB gaat, beslist de Landesgericht als alleensprekende rechter. Een Bezirksgericht komt bij gebrek aan voldoende zakelijke bevoegdheid niet in aanmerking.

Worden diefstalvormen gevat waarbij de strafmaat zich verhoogt tot zes maanden tot ten hoogste vijf jaar vrijheidsstraf, is eveneens de Landesgericht bevoegd. De Landesgericht beslist in deze gevallen in principe als alleensprekende rechter, tenzij op grond van bijzondere wettelijke bevoegdheidsregels de Schöffengericht bevoegd is, bijvoorbeeld bij overschrijding van relevante waardegrenzen of bij overeenkomstige oogmerkrichting.

Indien er een bijzonder gekwalificeerd geval voorligt waarbij een vrijheidsstraf van één tot ten hoogste tien jaar is voorzien, beslist de Landesgericht als Schöffengericht. Een alleensprekende rechter is in deze gevallen uitgesloten.

Een Geschworenengericht is niet bevoegd, aangezien § 130 StGB geen strafbedreiging voorziet die de bevoegdheid daarvan opent.

Rechtsanwalt Peter Harlander Peter Harlander
Harlander & Partner Rechtsanwälte
„De gerechtelijke bevoegdheid volgt uitsluitend de wettelijke bevoegdheidsregeling. Doorslaggevend zijn strafbedreiging, plaats delict en procesbevoegdheid, niet de subjectieve inschatting van de betrokkenen of de feitelijke complexiteit van de zaak. “

Territoriale bevoegdheid

Bevoegd is de rechtbank op de plaats van de wegneming. Doorslaggevend is waar de rechthebbende de feitelijke controle over de zaak heeft verloren en de dader nieuw bezit heeft gevestigd.

Als de plaats van het delict niet eenduidig kan worden vastgesteld, is de bevoegdheid afhankelijk van

De procedure wordt gevoerd waar een doelmatige en ordelijke uitvoering het best gewaarborgd is.

Instanties

Tegen vonnissen van de Landesgerichts als eerstegraads rechter is afhankelijk van de rechtbankbezetting beroep toelaatbaar. Werd het vonnis door de Landesgericht als alleensprekende rechter geveld, is de Oberlandesgericht bevoegd.

Wordt de diefstal overeenkomstig § 130 StGB voor de Schöffengericht behandeld, staan beroep en cassatie bij de Oberste Gerichtshof open.

Civiele vorderingen in strafzaken

Bij diefstal overeenkomstig § 130 StGB kan de benadeelde persoon als Privatbeteiligte haar civielrechtelijke aanspraken direct in de strafprocedure geldend maken. Aangezien ook dit delict de onbevoegde onttrekking van een vreemde roerende zaak betreft, richten de aanspraken zich met name op de waarde van de zaak, wederbeschaffingskosten, gebruiksderving, gederfd gebruiksvoordeel alsook op verdere vermogensrechtelijke schade die door de wegneming is ontstaan.

Afhankelijk van het geval kunnen ook gevolgschade worden geëist, bijvoorbeeld als de zaak voor beroepsmatige of bedrijfsmatige doeleinden nodig was en de onttrekking tot aanzienlijke economische nadelen heeft geleid.

De Privatbeteiligtenanschluss stuit de verjaring van alle geldend gemaakte aanspraken, zolang de strafprocedure aanhangig is. Pas na onherroepelijke afronding loopt de verjaringstermijn verder, voor zover de schade niet volledig is toegewezen.

Een vrijwillige schadeloosstelling, bijvoorbeeld de teruggave van de zaak, de betaling van de waarde of een serieuze poging tot compensatie, kan strafverminderend werken, voor zover deze tijdig en volledig plaatsvindt.

Heeft de dader echter gewoontemisdadig, planmatig, herhaald of in het kader van een criminele organisatie gehandeld en is het daardoor tot een aanzienlijke vermogensschade gekomen, verliest een latere schadevergoeding regelmatig een groot deel van haar verzachtende werking. In dergelijke constellaties compenseert een latere compensatie het onrecht van de daad slechts beperkt.

Rechtsanwalt Sebastian Riedlmair Sebastian Riedlmair
Harlander & Partner Rechtsanwälte
„Privatbeteiligtenansprüche moeten duidelijk worden gekwantificeerd en gedocumenteerd. Zonder een degelijke schadedocumentatie blijft de schadevergoeding in de strafprocedure vaak onvolledig en verschuift deze naar de civiele procedure. “
Kies nu uw gewenste afspraak:Gratis eerste gesprek

Overzicht van de strafprocedure

Begin van het onderzoek

Een strafprocedure vereist een concrete verdenking, vanaf wanneer een persoon als verdachte geldt en alle rechten van de verdachte kan uitoefenen. Aangezien het om een Offizialdelikt gaat, leiden politie en openbaar ministerie de procedure van ambtswege in, zodra er een overeenkomstige verdenking bestaat. Een bijzondere verklaring van de benadeelde is hiervoor niet vereist.

Politie en openbaar ministerie

Het openbaar ministerie leidt het opsporingsonderzoek en bepaalt het verdere verloop. De recherche verricht het nodige onderzoek, veiligt sporen, neemt getuigenverklaringen op en documenteert de schade. Uiteindelijk beslist het openbaar ministerie over seponering, diversie of vervolging, afhankelijk van schuldgraad, schadeomvang en bewijspositie.

Verhoor van de verdachte

Voor elk verhoor krijgt de verdachte persoon een volledige voorlichting over zijn rechten, in het bijzonder het zwijgrecht en het recht op bijstand van een advocaat. Verlangt de verdachte een advocaat, dan wordt het verhoor uitgesteld. Het formele verdachtenverhoor dient voor de confrontatie met de beschuldiging en het bieden van de mogelijkheid tot stellingname.

Inzage in het dossier

Inzage in de stukken kan bij politie, openbaar ministerie of rechtbank worden genomen. Dit omvat ook bewijsstukken, voor zover het onderzoeksdoel daardoor niet in gevaar komt. De voeging als benadeelde partij richt zich naar de algemene regels van het wetboek van strafvordering en maakt het de benadeelde mogelijk schadevergoedingsvorderingen direct in het strafproces geldend te maken.

Hoofdzitting

De terechtzitting dient voor de mondelinge bewijsvoering, de juridische beoordeling en de beslissing over eventuele civielrechtelijke vorderingen. De rechtbank onderzoekt in het bijzonder het verloop van de daad, opzet, schadeomvang en de geloofwaardigheid van de verklaringen. Het proces eindigt met veroordeling, vrijspraak of afdoening via diversie.

Rechten van de verdachte

Rechtsanwalt Sebastian Riedlmair Sebastian Riedlmair
Harlander & Partner Rechtsanwälte
„De juiste stappen in de eerste 48 uur bepalen vaak of een procedure escaleert of controleerbaar blijft.“
Kies nu uw gewenste afspraak:Gratis eerste gesprek

Praktijk & gedragstips

  1. Zwijgen bewaren.
    Een korte verklaring volstaat: “Ik maak gebruik van mijn zwijgrecht en spreek eerst met mijn verdediging.” Dit recht geldt reeds vanaf het eerste verhoor door politie of Openbaar Ministerie.
  2. Onmiddellijk verdediging contacteren.
    Zonder inzage in de onderzoeksdossiers moet geen verklaring worden afgelegd. Pas na dossierinzage kan de verdediging inschatten welke strategie en welke bewijsvergaring zinvol zijn.
  3. Bewijs onmiddellijk veiligstellen.
    U dient alle beschikbare documenten, berichten, foto’s, video’s en andere opnames zo vroeg mogelijk veilig te stellen en in kopie te bewaren. Digitale gegevens moeten regelmatig worden opgeslagen en beschermd tegen latere wijzigingen. Noteer belangrijke personen als mogelijke getuigen en leg het verloop van de gebeurtenissen tijdig vast in een geheugenprotocol.
  4. Geen contact met tegenpartij opnemen.
    Eigen berichten, telefoontjes of posts kunnen als bewijsmiddel tegen u worden gebruikt. Alle communicatie moet uitsluitend via de verdediging verlopen.
  5. Video- en dataopnamen tijdig veiligstellen.
    Bewakingsvideo’s in openbaar vervoer, horeca of van huisbeheer worden vaak na enkele dagen automatisch gewist. Verzoeken tot databeveiliging moeten daarom direct aan beheerders, politie of OM worden gericht.
  6. Huiszoekingen en inbeslagnames documenteren.
    Bij huiszoekingen of inbeslagnames moet u om een kopie van het bevel of proces-verbaal vragen. Noteer datum, tijd, betrokken personen en alle meegenomen voorwerpen.
  7. Bij arrestatie: geen verklaringen over de zaak afleggen.
    Sta erop dat uw advocaat onmiddellijk wordt ingelicht. Voorlopige hechtenis mag alleen worden opgelegd bij dringende verdenking en een aanvullende detentiegrond. Minder ingrijpende maatregelen (bijv. belofte, meldplicht, contactverbod) hebben voorrang.
  8. Herstel doelgericht voorbereiden.
    Betalingen, symbolische prestaties, verontschuldigingen of andere compensatie-aanbiedingen mogen uitsluitend via de verdediging worden afgehandeld en gedocumenteerd. Een gestructureerd herstel kan een positief effect hebben op diversie en strafbepaling.
Rechtsanwalt Peter Harlander Peter Harlander
Harlander & Partner Rechtsanwälte
„Wie overwogen handelt, bewijs veiligstelt en vroeg juridische ondersteuning zoekt, behoudt de controle over de procedure.“

Uw voordelen met juridische ondersteuning

De diefstal volgens § 130 StGB vereist een gekwalificeerde pleging, bijvoorbeeld door gewoontemisdadigheid of handelen in het kader van een criminele organisatie. De juridische beoordeling hangt in belangrijke mate af van het concrete daadverloop, van het subjectieve opzet, van de organisatorische inbedding en van de bewijspositie. Reeds geringe afwijkingen kunnen over strafmaat en procedure-uitkomst beslissen.

Een vroegtijdige juridische begeleiding stelt zeker dat de feiten correct worden ingedeeld, bewijzen juridisch zuiver worden beoordeeld en ontlastende omstandigheden consequent worden benut.

Ons advocatenkantoor

Als strafrechtelijk gespecialiseerde vertegenwoordiging stellen wij zeker dat het verwijt van een gekwalificeerde diefstal zorgvuldig wordt onderzocht en de procedure op een draagkrachtige feitelijke grondslag wordt gevoerd.

Rechtsanwalt Sebastian Riedlmair Sebastian Riedlmair
Harlander & Partner Rechtsanwälte
„Juridische ondersteuning betekent het werkelijke gebeuren duidelijk te scheiden van waarderingen en daaruit een houdbare verdedigingsstrategie te ontwikkelen.“
Kies nu uw gewenste afspraak:Gratis eerste gesprek

FAQ – Veelgestelde vragen

Kies nu uw gewenste afspraak:Gratis eerste gesprek