Stoffelijk overschot
Stoffelijk overschot
Het stoffelijk overschot wordt in Oostenrijk, volgens de heersende opvatting, noch als zaak noch als persoon gekwalificeerd. In plaats daarvan wordt het stoffelijk overschot beschouwd als een “voortgezette persoonlijkheid”, zolang het nog duidelijk identificeerbaar is als het lichaam van een specifieke overleden persoon. Het persoonlijkheidsrecht van de overledene strekt zich dus uit tot na diens dood.
Deze bijzondere juridische indeling verduidelijkt dat het stoffelijk overschot weliswaar niet meer als levende persoon geldt, maar desondanks een respectvolle en beschermde status bezit.
De Oostenrijkse wetgever heeft geen regeling getroffen voor hoe het stoffelijk overschot juridisch moet worden gekwalificeerd.
Autopsie
Een autopsie (ook wel sectie genoemd) is het medisch onderzoek van een overledene om de doodsoorzaak vast te stellen. Deze kan om verschillende redenen worden uitgevoerd:
- Klinische autopsie: gebeurt met toestemming van de nabestaanden, meestal ter opheldering van medische vragen of voor kwaliteitsborging in het ziekenhuis.
- Gerechtelijke autopsie: wordt door autoriteiten (Openbaar Ministerie of rechtbank) bevolen wanneer een niet-natuurlijke dood of schuld van derden wordt vermoed.
Autopsies mogen alleen worden uitgevoerd door speciaal opgeleide specialisten in de pathologie of forensische geneeskunde. Hierbij moet de respectvolle omgang met het stoffelijk overschot worden gewaarborgd.
Orgaantransplantatie
De orgaantransplantatie van overledenen is in Oostenrijk geregeld in de Orgaantransplantatiewet.
Volgens de Orgaantransplantatiewet is het toegestaan om bij overledenen individuele organen te verwijderen om door middel van transplantatie het leven van een ander mens te redden of diens gezondheid te herstellen.
Bevoegdheid tot orgaantransplantatie
De orgaanafname mag alleen plaatsvinden in niet-winstgerichte ziekenhuizen, die bovendien aan andere essentiële voorwaarden van gemeenschappelijk nut voldoen.
Voor de orgaanverwijdering moet bovendien een arts die bevoegd is tot zelfstandige beroepsuitoefening het intreden van de dood vaststellen. Deze arts moet onafhankelijk zijn. Hij mag dus noch de verwijdering, noch de transplantatie uitvoeren. Ook mag deze arts op geen enkele wijze betrokken of beïnvloed zijn bij de voor de transplantatie noodzakelijke ingrepen.
De beoordeling en selectie van de organen moeten plaatsvinden volgens de stand van de medische wetenschap. De orgaanverwijdering mag geen de piëteit schendende verminking van het lijk tot gevolg hebben.
Bezwaar tegen orgaantransplantatie
Een orgaanverwijdering is ontoelaatbaar indien de artsen een bezwaar hebben ontvangen, waarmee de overledene of diens wettelijke vertegenwoordiger vóór het overlijden uitdrukkelijk een orgaandonatie heeft geweigerd.
De weigering van een orgaantransplantatie kan ook worden vastgelegd door inschrijving in het Bezwaarregister. Hiervoor dient het formulier Orgaandonatie – Bezwaar/Wijziging/Verwijdering te worden ingevuld en naar het Bezwaarregister te worden gestuurd. Ziekenhuizen en artsen zijn verplicht het Bezwaarregister te raadplegen vóór een orgaanverwijdering.
Lichaamsdonatie
Een lichaamsdonatie is in Oostenrijk toegestaan volgens de jurisprudentie van het Hooggerechtshof. Ieder mens kan bij leven, als uitvloeisel van het algemene persoonlijkheidsrecht, zowel testamentair als contractueel vrijelijk over zijn eigen stoffelijk overschot beschikken.
Daarom is het wettelijk toegestaan om het eigen lichaam ter beschikking te stellen van de medische wetenschap. Dit recht is echter hoogstpersoonlijk. Dit betekent dat de beslissing tot lichaamsdonatie nog tijdens het leven zelf moet worden genomen. Andere personen zoals familieleden, erfgenamen of volwassenvertegenwoordigers mogen deze beslissing niet nemen.
In Oostenrijk kan het eigen lichaam aan de volgende medische universiteiten worden gedoneerd:
- Medische Universiteit Wenen
- Sigmund Freud Privéuniversiteit Wenen
- Medische Universiteit Graz
- Medische Universiteit Innsbruck
- Paracelsus Medische Universiteit
Documenten betreffende het overlijden
Overlijdensbewijs
Een overlijden moet onmiddellijk aan een arts worden gemeld. Doorgaans neemt de gemeentelijke arts als lijkschouwer deze taak op zich.
Vóór de lijkschouwing
Tot de uitvoering van de lijkschouwing mogen er geen veranderingen aan de overledene worden aangebracht. Met name zijn veranderingen in positie, wassen of omkleden verboden.
Bevoegdheid en wettelijke grondslagen
De verantwoordelijkheid voor overlijdensgevallen ligt principieel bij de gemeenten. De wettelijke regelingen hiervoor zijn vastgelegd in de respectievelijke deelstaatwetten, wat kan leiden tot verschillende procedures en termijnen in de deelstaten. Gedetailleerde informatie kunt u verkrijgen bij uw gemeente of een uitvaartondernemer.
Medisch behandelingsattest
Voor het vaststellen van de doodsoorzaak heeft de lijkschouwer een medisch behandelingsattest nodig, dat wordt afgegeven door de behandelend arts van de overledene. Mocht er geen behandelend arts beschikbaar zijn, dan kunnen nabestaanden de benodigde documenten achteraf overleggen.
Afgeven van documenten
Na voltooiing van de lijkschouwing stelt de lijkschouwer, bij vrijgave van de overledene, de volgende documenten op:
- Aangifte van overlijden (inclusief het overlijdensattest)
- Lijkbegeleidingsbewijs
Indien de doodsoorzaak niet eenduidig kan worden vastgesteld, wordt de overledene voor verdere opheldering overgebracht naar de forensische geneeskunde of een ziekenhuis. In dit geval wordt het formulier “Aangifte van overlijden” daar afgegeven.
Gebruik van de documenten
Het formulier “Aangifte van overlijden” met het daarin opgenomen overlijdensattest is nodig voor de melding van het overlijden bij de burgerlijke stand en voor de uitvoering van de begrafenis. Bovendien is het lijkbegeleidingsbewijs vereist voor het transport door de uitvaartondernemer.
Afsluiting van de lijkschouwing
Na de vrijgave van de overledene worden zowel u als de uitvaartondernemer onmiddellijk geïnformeerd, zodat de overledene kan worden opgehaald.
Doodverklaring / Bewijsvoering van overlijden
Doorgaans wordt het overlijden bewezen door de lijkschouwing en de afgifte van een medisch overlijdensbewijs. Deze procedures vereisen echter dat het stoffelijk overschot van de overleden persoon aanwezig is.
Indien het lichaam van de overleden persoon niet vindbaar is, kan dit ook van belang zijn voor derden, bijvoorbeeld voor erfgenamen die een nalatenschapsafwikkeling nastreven, of voor echtgenoten die een hertrouwen overwegen.
Daarom voorziet de Wet op de Doodverklaring (TEG) onder bepaalde voorwaarden zowel de mogelijkheid van een doodverklaring als de bewijsvoering van overlijden.
Overlijdensakte
De overlijdensakte wordt door de burgerlijke stand afgegeven nadat het overlijden correct is gemeld. Deze dient als officieel bewijs van overlijden en is onder andere vereist voor de nalatenschapsregeling, pensioenaanspraken en verzekeringsuitkeringen. De afgifte gebeurt op basis van de “Aangifte van overlijden” en het overlijdensattest.